Heelkundige behandeling van de anterieure en posterieure rand van het glenoïd na schouderluxaties
Dankzij een relatief klein glenoïd ten opzichte van een grote humeruskop is de schouder het meest mobiele gewricht van het menselijk lichaam. De stabiliteit van het gewricht wordt bekomen door de congruentie van het gewricht en een samenwerking van het capsuloligamentair complex en de spieren die rotaties van de humeruskop te allen tijde op het glenoïd centreren. Tijdens een schouderluxatie kan elke structuur gekwetst worden wat kan leiden tot recidiverende instabiliteit. Zo kunnen er door de inwerkende kracht tijdens een luxatie fracturen ontstaan ter hoogte van de rand van het glenoïd. Als die fracturen niet consolideren in een anatomische stand, zal het gewrichtsoppervlakte verkleinen waardoor er instabiliteit kan ontstaan. De fractuur situeert zich respectievelijk anterieur of posterieur tijdens anterieure of posterieure luxaties.
Het afgerukt fragment is vaak zo klein dat klassieke technieken niet toelaten een osteosynthese uit te voeren.
Daarom hebben we een nieuwe techniek ontwikkeld met osteosynthesemateriaal voor handchirurgie of stomatologiewaardoor een anatomische reconstructie vaker kan worden gerealiseerd.
Als het afgerukt fragment echter te klein is voor een osteosynthese, wordt er een autogreffe gebruikt.
Anterieur wordt meestal een Latarjet procedure toegepast waarbij er een transpositie van het coracoïd doorheen een horizontale split van de subscapularis uitgevoerd wordt. Ook voor deze ingreep werd de techniek gemodifieerd door onder andere het gebruik van kleinere en verzonken schroeven waarmee we minder complicaties verwachten.
Posterieur gebruiken we meestal een autogreffe van het bekkenkam. Deze ingreep bestaat al ruime tijd als open procedure en recent wordt de artroscopische techniek ook toegepast.
Patiënten met instabiliteit van de schouder zijn vaak jonge mensen. Anatomisch herstel en een stabiel gewricht zijn primordiaal voor een normale schouderfunctie en om artrose op lange termijn te voorkomen. Voortdurende analyse van onze resultaten en zo nodig aanpassing van de heelkundige technieken zijn noodzakelijk om deze vaak complexe fracturen optimaal te behandelen.